Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1215

Datum uitspraak2003-08-13
Datum gepubliceerd2003-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304471/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 juni 2003, kenmerk 5666, heeft verweerder verzoekster onder aanzegging van bestuursdwang als geregeld in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht gelast alle werkzaamheden in de door verzoekster geëxploiteerde smederij gelegen aan de [locatie] te [plaats] te beëindigen en beëindigd te houden.


Uitspraak

200304471/1. Datum uitspraak: 13 augustus 2003. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 2 juni 2003, kenmerk 5666, heeft verweerder verzoekster onder aanzegging van bestuursdwang als geregeld in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht gelast alle werkzaamheden in de door verzoekster geëxploiteerde smederij gelegen aan de [locatie] te [plaats] te beëindigen en beëindigd te houden. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 7 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 augustus 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C. Vergouwen, advocaat te Eindhoven, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R. van de Pol, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar als [partij], van wie [partij] in persoon, en [omwonende], gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Aan zijn aanschrijving heeft verweerder ten grondslag gelegd dat door verzoekster zonder de daartoe krachtens de Wet milieubeheer vereiste vergunning een smederij wordt geëxploiteerd. Verweerder heeft verzoekster gelast binnen acht weken na dagtekening van het bestreden besluit alle werkzaamheden in de smederij te beëindigen en beëindigd te houden. Indien de overtreding niet binnen deze termijn ongedaan wordt gemaakt, zal tot sluiting en verzegeling van de smederij worden overgegaan. 2.2. Met het verzoek wenst verzoekster te bewerkstelligen dat de smederij niet wordt gesloten. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat, mede gelet op de door verzoekster op 1 augustus 2003 ingediende definitieve aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer met betrekking tot onder andere de smederij, niet tot sluiting en verzegeling van de smederij zal worden overgaan alvorens een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Gelet op het vorenstaande is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt. 2.3. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. De Vink Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2003. 154-373.